werkvorm: spurtspel

te gebruiken bij:

taal, rekenen, Frans, W.O., …

materiaal:

bedenk vooraf 10 vragen over je lesonderwerp (20 kinderen 10 vragen, 22 kinderen 11 vragen,…)
kaartjes met antwoorden (voor elk kind 1 kaartje)

tijdsduur:

ganse les

spelverloop:

De klas wordt verdeeld in twee groepen. Elke groep krijgt een envelop met kaartjes. Op de kaartjes staan antwoorden van  vragen die tijdens het verloop van de les gesteld worden. Elke groep heeft dezelfde antwoorden op de kaartjes staan, de ene groep op rode kaartjes, de andere groep op blauwe kaartjes.
In elke groep worden de kaartjes verdeeld onder de groepsleden. Ze mogen zelf bepalen wie welk kaartje neemt. Na het verdelen gaan de kinderen terug op hun plaats zitten en begint de les.
Tijdens de les stelt de leerkracht nu en dan een vraag waarvan het antwoord op een kaartje staat. De twee leerlingen (één van de rode groep en één van de blauwe groep) die het antwoord van de vraag op hun kaartje hebben staan, lopen zo snel mogelijk naar de leerkracht om dit te overhandigen. Wie eerst is, krijgt een blokje voor zijn groep. De groep die op het einde van de les de hoogste blokkentoren heeft, is de winnaar.

differentiatie:

  • Je kan tijdens de les de vragen projecteren op het digitale bord.
  • Je kan op elk kaartje de moeilijkheidsgraad van de oefening aanduiden zodat de kaartjes beter verdeeld kunnen worden volgens het niveau van de groepsleden. (*=gemakkelijk, **=middelmatig, ***=moeilijk)
  • Je kan ook een belletje gebruiken. Wie het eerst het belletje doet rinkelen, mag het antwoord geven.
  • Zonder blokjes gaat ook. Gebruik een scorebord op het bord of deel snoepjes uit in plaats van blokjes.
  • Mindere leerlingen kunnen hun gewonnen prijs (blokje, snoepje) verdubbelen.

    images

Plaats een reactie